Actualiteit | Markten
HET GAAT GOED MET DE WERELD
ECONOMIE, MAAR WAAKZAAMHEID
BLIJFT GEBODEN
De?wereldeconomie?geeft?duidelijke?tekenen?van?een?goede?
gezondheid.?Toch?bestaan?er?nog?talrijke?wanverhoudingen?die?
benadrukken?hoe?kwetsbaar?deze?toestand?is.
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF)
heeft het risico op een recessie teruggeschroefd tot 1%, terwijl dat in oktober
2013 nog 6% bedroeg. Bovendien heeft
het de vooruitzichten voor de wereldwijde groei van januari laatstleden bevestigd: 3,6% in 2014 en 3,9% in 2015,
een duidelijke verbetering tegenover de
in oktober 2013 gepubliceerde vooruitzichten. Vooral in de ontwikkelde landen
is de groei er duidelijk op vooruitgegaan,
terwijl ze in de opkomende landen juist
vertraagt.
?DE?GROEI?TREKT?AAN?IN?
DE?ONTWIKKELDE?LANDEN?
EN?VERTRAAGT?IN?DE?
OPKOMENDE?LANDEN.?
we nog geen rekening met het risico op
een recessie als de crisis in Oekraïne
verergert.
Hoewel de wereldeconomie in goede gezondheid verkeert, is de toestand volgens
het IMF nog steeds fragiel. Het IMF wijst
op zeven verstorende factoren:
1 hogere inkomensongelijkheid in zowel
ontwikkelde als opkomende landen,
en verarming van de middenklasse;
2 weinig structurele hervormingen
(arbeids arkt, belastingstelsel, gem
zondheidszorg, investeringen in infrastructuur, onderwijs) die op lange
termijn onmisbaar zijn;
3 te hoge werkloosheid, vooral in ontwikkelde landen;
4 onzekerheid over het beleid van de
Amerikaanse Federal Reserve (Fed);
5 toename van de geopolitieke risico?s
(Oekraïne, China, Midden-Oosten);
6 risico dat de economische koerswijziging van China faalt;
7 te lage inflatie.
Voor de ontwikkelde landen verwacht
het IMF een groei van 2,3% in 2014, met
als koplopers het Verenigd Koninkrijk
(2,9%) en de Verenigde Staten (2,8%),
gevolgd door Duitsland (1,7%) en Japan (1,4%). De groei van 1,2% betekent
voor de eurozone een herstel, hoewel
bepaalde landen het nog steeds moeilijk
hebben, zoals Italië (0,6%), Nederland
(0,8%), Griekenland (0,6%) en Cyprus
(-4,8%).
6
De dynamiek van de opkomende landen, de belangrijkste drijfkrachten achter de wereldwijde groei, is gevoelig
verzwakt: hun bijdrage wordt voor het
jaar 2014 op 5% geschat. China (7,5%)
en India (5,4%) blijven weliswaar locomotieven, maar in Brazilië en Rusland
neemt de groei aanzienlijk af (tot respectievelijk 1,8% en 1,3%), en dan houden
Successen en beperkingen van het
Angelsaksische model
Het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde
Staten zouden goede resultaten moeten
behalen op basis van hetzelfde model:
een drastische verlaging van de overheidsuitgaven en een beleid van goed-
koop geld, wat leidt tot een forse stijging van het aantal kredieten.
Op de vastgoedmarkt heeft het goedkope geld geleid tot een stijging van de
prijzen tot een niveau dat nog net geen
speculatieve zeepbel kan worden genoemd, vooral in het Verenigd Koninkrijk. Dat met de bijna directe steun van
de overheid via het Britse ?Help to buy
program? en in de Verenigde Staten via
de twee overheidsinstellingen Fannie
Mae en Freddie Mac die 90% van de hypotheekleningen verschaffen.
De gevolgen voor de bevolking van een
dergelijk model mogen niet worden genegeerd. In het Verenigd Koninkrijk hebben sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog nog nooit zoveel mensen een
beroep gedaan op de voedselbanken. In
de Verenigde Staten is er een flagrant
gebrek aan investeringen in het onderhoud van infrastructuur.
Positief is wel dat de Verenigde Staten
sinds het begin van het jaar meer dan
200.000 nieuwe banen per maand
creëren. Ter illustratie: de 8,7 miljoen jobs
die verloren zijn gegaan als gevolg van de
crisis van 2008 werden allemaal opnieuw
gecreëerd. Maar achter deze cijfers gaat
er een andere werkelijkheid schuil: er is
sprake van een lagere participatiegraad
op de arbeidsmarkt (daling van 63,3%
tot 62,8%), en 806.000 mensen die
niet langer worden opgenomen in het
totale aantal werk oekenden. Bepaalde
z
economen zijn van oordeel dat langdurige
werkloosheid (langer dan 26 weken) een
structureel probleem is geworden.
Het inkomen van de werknemers is echter slechts met 1,9% gestegen in een
jaar tijd, dus minder dan de inflatie: de
consumptie neemt toe omdat er geld
wordt geleend. Zo zou de financieringsportefeuille van automobielreus General
Motors tegenwoordig bijvoorbeeld meer
dan 20% ?subprime?-kredieten bevatten.